Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want mijn [22]vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij [23]aannemen. 22. Hij wil zeggen dat hij eenzaam en als weeskind [gelijk hij elders dikwijls spreekt] ontbloot is van de hulp dergenen, die het naaste en wel meest daartoe verplicht waren, maar hem niet konden, wilden of durfden helpen. Verg. hfdst.69 vs.9. Anders, ofschoon mijn vader en mijne moeder mij verlieten, zo zal toch, enz.; van zijne ouders en broeders leest men wel 1 Sam.22:1,3, dat zij tot hem zijn gekomen in de spelonk Adullam, maar dat zij hem zouden hebben verlaten, wordt nergens in de Schrift vermeld; tenwaren men het alzo verstond, dat zij hem geen hulp hadden konden doen, maar hij veel meer voor hen moest zorgen, dat zij in een verzekerde plaats mochten gebracht worden, gelijk 1 Sam.22: verhaald wordt; of dat zij te dezen tijde mochten gestorven zijn. 23. Hebr. verzamelen. Zie boven, hfdst.26 vs.9.